Met het lengen van de dagen beginnen de bijenvolken in hun
kasten, weer geleidelijk actief te worden. Ze zitten dicht opeen gepakt om de
koningin of 'moer' heen. Het centrum van het nest wordt op een aangename
temperatuur van ongeveer 25ºC gehouden, door het bewegen van de vleugelspieren.
De buitenste bijen moeten het doen met minder warmte. Bij een lage buiten
temperatuur raken ze zelfs zo onderkoeld dat ze dood gaan. Plaats wisselen doen
ze wel, maar alleen op de warmere winter dagen.
Als de dagen langer worden, begint de populatie geleidelijk
aan voorbereiding te treffen op het nieuwe broedseizoen. Werksterbijen in de
directe omgeving van de koningin gaan haar voeren met een voedzame, eiwitrijke
afscheiding uit hun kaken, de Koninginnengelei, die ze op hun beurt weer
verkregen hebben door een stuifmeelrijk dieet. Dit voedsel heeft de koningin
nodig om haar eieren te kunnen leggen. Eerst langzaam, maar naarmate de winter
op het einde loopt steeds sneller, legt de moer haar eitjes, in voormalige
voedsel opslag cellen, die vrij gekomen zijn, door het opeten van de voorraad. In
dit gedeelte van het nest, wordt de temperatuur nu op 36ºC gehouden. Drie dagen na het leggen van de
eitjes, komen de larven uit. Het lijken kleine witte garnaaltjes. De eerste
drie dagen worden ze de door werksters gevoed met Koninginnengelei en daarna met
stuifmeel en honing. Rond de tiende dag ondergaat de larve het pop stadium, dan
sluiten de bijen de cel af met een dun laagje was. Als de metamorfose voltooid
is, [10 dgn.] knaagt de nu volwassen bij het waslaagje door en hiermee neemt
het bijenleven, meestal als werkster, met al haar verplichtingen een aanvang. Meer
informatie kunt u lezen via de Bijenstartpagina: http://www.bijen.pagina.nl